Interview

Dit artikel hoort bij: DJIzien #31

Van Bajes naar Buiten

Jennifer Dhoekie en Anouk den Besten

Tekst Nienke Ledegang
Foto Taco van der Eb

Hoe kijken ex-gedetineerde personen zélf aan tegen hun terugkeer in de samenleving? Dat is onderwerp van het langlopende onderzoek Van Bajes naar Buiten van het Instituut Strafrecht & Criminologie van de Universiteit Leiden. Onderzoekers Jennifer Doekhie en Anouk den Besten vertellen over de tientallen interviews die ze hielden. ‘Het was heel intens. Soms zaten we op een bankje in het park omringd door daklozen.’

Een jaar lang duurde het interviewen van  gedetineerde personen: de eerste keer vlak voor hun vrijlating in de bajes en nog twee keer daarna wanneer ze weer vrij waren. Dit voorjaar werd het interviewgedeelte afgerond, momenteel worden de data verwerkt. De resultaten van de longitudinale studie worden eind dit jaar gepubliceerd.

Doekhie en Den Besten vertellen graag over dit unieke onderzoek, dat zij samen uitvoeren met Rosa Koenraadt, ook al zijn de resultaten nog niet bekend. Doekhie: ‘Vaak als wij onze onderzoeken presenteren gaat het alleen over de uitkomsten en zeggen we in een bijzin: hiervoor hebben we honderd mensen geïnterviewd. Mensen hebben dan geen idee van het harde werken dat daarachter zit. Honderd gedetineerde personen op drie verschillende momenten één op één interviewen is een monsterklus.’

‘De interviews laten je als onderzoeker bovendien niet koud’, vult Den Besten aan. ‘Want ook al is het thema van elk gesprek ‘re-integratie’, eigenlijk gaat het over levens van mensen. Levens waarin dingen gebeuren die veel mensen niet kunnen bevatten.’

Waarom zijn jullie dit onderzoek gaan doen?

Den Besten: ‘De vraag kwam bij ons via het WODC en doen we op verzoek van justitie, DJI en gemeenten, die gezamenlijk een bestuurlijk akkoord hebben gesloten over de re-integratie van ex-gedetineerde personen. Dat bestuurlijk akkoord is gebaseerd op ideeën over hoe iets zou móeten zijn. Maar: komen die ideeën ook overeen met hoe ex-gedetineerde personen de praktijk ervaren? Dat is wat we willen weten. Bij ons weten is zoiets niet eerder op deze manier onderzocht.’

Doekhie: ‘Het is bovendien een persoonlijke missie van ons om de mensen over wie het gaat een stem te geven.’

Jennifer Dhoekie
Jennifer Doekhie: 'Sommige mensen waren boos en gefrustreerd – niet boos op ons als interviewer, maar boos op het systeem.'

Dat betekent: in gesprek gaan met ze. Hoe zet je zoiets op?

Den Besten: ‘Via DJI ontvingen we een lijst met gedetineerde personen in vijf verschillende PI’s in Nederland die aan de inclusiecriteria voldoen. Ons doel was om honderd deelnemers bij elkaar te krijgen, allemaal gedetineerde personen die bijna hun straf hadden uitgezeten. Langgestrafte mannen en vrouwen en kortgestrafte mannen. Personen op die lijst hebben we allemaal persoonlijk benaderd. Zo’n uitvraag is heel laagdrempelig en moet in heel simpele taal: we hebben uitgelegd wie we zijn en hebben gevraagd of we mensen voor én na detentie mochten interviewen.’

Doekhie: ‘Dit ging heel goed. In de gevangenis is de bereidheid groot. Mensen vervelen zich, en iedere afleiding is een verzetje. Maar wij hebben wel benadrukt dat we ook verwachtten dat ze na detentie nog beschikbaar zouden zijn. Toen haakten er wel wat mensen af. Van de honderd mensen die we uiteindelijk in detentie hebben geïnterviewd, hebben we er nog ongeveer 60 ook buiten kunnen interviewen. Gezien de lastige doelgroep vind ik dat een hele prestatie.’

Waarom is dat zo’n prestatie?

Den Besten: ‘Veel mensen ‘verdwijnen’ het liefst zodra ze vrijkomen en DJI mag ons niet zomaar gegevens verstrekken. Het was dus geen kwestie van even een telefoonnummer opvragen. Wat het beste werkte, was om in het eerste gesprek een vertrouwensband op te bouwen. Best een uitdaging, in de 45 minuten die we hadden. Aan het einde van dit gesprek vroegen we dan of we ze over een paar maanden weer mochten interviewen en hoe we ze dan het beste konden bereiken. Vaak ging dat via familie, of de advocaat. Soms ook via Facebook, een heel enkele keer via een mailadres dat we hadden gekregen. Het persoonlijke netwerk, de paar lijntjes die iemand heeft, zijn toch heel belangrijk gebleken.’

Doekhie: ‘We moesten vooral heel flexibel zijn. Volhouden. Bereid zijn om ook ’s avonds en in het weekend af te spreken. Een aantal geïnterviewden was weer in de criminaliteit beland. Die konden we dan pas heel laat in de avond bellen, of laat in de ochtend. Zo iemand heeft een heel ander ritme.’

Den Besten: ‘En een agenda, waarin je een afspraak noteert voor over twee weken, die hebben zij doorgaans niet. Het beste kun je vragen: kun je morgen, zo en zo laat? Dan zorg ik dat ik er ben!’

Doekhie: ‘En dan nog kon het helemaal mislopen. Dat je een paar uur in de auto naar Limburg zat en voor een dichte deur stond. Een collega van ons heeft met één iemand acht keer een nieuwe afspraak moeten maken. En dan moet je ook stoppen op een zeker moment. Daar hebben we het ook veel met elkaar over gehad: wanneer laat je het los, het moet geen stalking worden.’

Den Besten: ‘Soms hadden mensen ook echt geen zin meer om alsnog met ons te praten. Een enkeling zei dat ook letterlijk: “ik ben weer aan de drugs geraakt, ik weet niet of ik je nu nog wel wil zien”.’

Anouk den Besten
Anouk den Besten: 'Veel mensen ‘verdwijnen’ het liefst zodra ze vrijkomen en DJI mag ons niet zomaar gegevens verstrekken. Het was dus geen kwestie van even een telefoonnummer opvragen.'

Maar die zestig die jullie na detentie wél hebben gesproken? Hoe hebben jullie dat ervaren?

Doekhie: ‘Als heel bijzonder. In de gevangenis voelde je op een bepaalde manier afhankelijkheid. En dan kom je ineens bij iemand thuis en is er gelijkwaardigheid. De autonomie dat iemand je een kop koffie kan aanbieden – dat kon in de gevangenis niet. Die autonomie is belangrijker dan je denkt. Je spreekt veel meer met iemand van mens tot mens. En mensen deelden soms dan ook heel gevoelige of intieme informatie met ons. De gesprekken waren intensief. Sommige mensen waren boos en gefrustreerd – niet boos op ons als interviewer, maar boos op het systeem. Daar moet je wel mee om kunnen gaan, want je komt echt binnen in iemands leven. Voor mij was het belangrijk om na afloop even te kunnen spuien met mijn collega’s. Gelukkig hebben we een onderzoeksteam waarbinnen dat kon, we deden het met elkaar. Na afloop even contact hebben hielp mij goed, ook omdat ik de informatie met niemand anders kon delen vanwege de vertrouwelijkheid.’

Wat is jullie het meest bijgebleven?

Den Besten: ‘Ik herinner me heel goed een gesprek dat ik had met een meneer in detentie. Een heel vrolijke meneer, vol plannen voor de toekomst. Toen ik later een afspraak probeerde te maken, kreeg ik een familielid aan de telefoon die zei: meneer is helaas overleden. Dat heeft indruk op me gemaakt. De verhalen zijn vaak triest.’

Doekhie: ‘Ik herinner me een vrouw die rondzwierf na detentie. Met haar sprak ik af in een park in een stad. Daar kwam ik tussen de daklozen terecht met wie zij optrok. Tijdens het interview namen ze netjes even afstand, maar ze hielden ons vanaf een afstandje wel in de gaten. Daar voelde ik me echt de outsider. In die omstandigheden ben je je ook bewuster van de dingen die gebeuren in levens die zó anders zijn dan alles wat wij kennen. Ik heb me echt regelmatig afgevraagd: hoe kun je dit handelen? En waarom maak je elke keer precies een bepaalde keuze?’

[lees verder onder de foto]

Jennifer Dhoekie en Anouk den Besten

Dit soort gesprekken vraagt ook om bewustzijn over afstand en nabijheid.

Doekhie: ‘Absoluut. Na de derde afspraak verbreken we echt de banden. Dat hebben we zo afgesproken en dat zijn ook de ethische vereisten bij dit type onderzoek. Wat niet wil zeggen dat dit altijd gemakkelijk is. Met sommige mensen leef je erg mee. We hadden speciaal een zakelijke telefoon die we gebruikten voor het maken van afspraken. Maar die gebruikten we ook wel om door het jaar heen in contact te blijven. Bijvoorbeeld als iemand jarig was, om een goed nieuwjaar te wensen of als iemands strafzaak werd behandeld. Je gaat met mensen meeleven.’

Den Besten: ‘Die afstand en nabijheid hebben we in ons team regelmatig besproken. Ook bij minder positieve ervaringen. Als een eerste gesprek in detentie niet zo prettig was geweest, dan waren de vervolgafspraken altijd op een openbare plek. Daar waren we wel alert op. En al gingen we in principe in ons eentje naar onze afspraken, onze collega’s wisten altijd waar we waren.’

Waar gingen de interviews vooral over?

Den Besten: ‘We spraken vooral over het D&R-plan, over de rol van de casemanager en van de reclassering. We hadden het over de verwachtingen vóór vrijlating en in hoeverre die verwachtingen nadien zijn uitgekomen. We stelden bijvoorbeeld de vraag of iemand klaar voor terugkeer was, wie hij of zij verwachtte te gaan zien, of er obstakels waren.’

Doekhie: ‘Binnen hoorden we soms de mooiste plannen, en had iemand alles geregeld. En toch hoorde je achteraf regelmatig dat alles als een kaartenhuis was ingestort. Dan konden ze bijvoorbeeld toch niet bij die ene werkgever terecht en dat veroorzaakte dan een sneeuwbaleffect waardoor iemand weer helemaal terug bij af was. In ons onderzoek proberen we erachter te komen welke factoren belangrijk zijn. . Juist dat eerste jaar na detentie is vreselijk belangrijk, mensen recidiveren dan vaak. De overgang van binnen naar buiten is heftig voor ex-gedetineerde personen. Met ons onderzoek willen we recht doen aan hun ervaringen en beleving en waar mogelijk beleidsaanbevelingen doen.’