Tekst Hedda Schut
Foto Paul Voorham

Minder recidive en een veilige terugkeer van gedetineerden in de samenleving. Dat beoogt het kabinet met de Wet straffen en beschermen. Belangrijk daarin is het aangescherpte Detentie & Re-integratieplan, waarbij gedetineerden persoonlijke re-integratiedoelen opstellen en actief werken aan hun gedrag. DJI, gemeente en reclassering werken hiervoor nauw met elkaar samen. In Rotterdam zijn ze alvast blij met deze aanpak.

D&R plan Rotterdam
Manasse Roos, specialist detentie & re-integratie gemeente Rotterdam
D&R plan Rotterdam
Susan Lemmert, casemanager PI De Schie
Detentie en re-integratieplan Rotterdam
Iris Ceder, senior PIW'er en mentor PI De Schie

Goede en veilige re-integratie

In Rotterdam komen jaarlijks ruim 2000 inwoners terug uit detentie. Een aantal van hen valt dan nog onder de verantwoordelijkheid van Justitie, anderen worden maatschappelijk begeleid door de gemeente en diverse instanties. Er is de stad veel aan gelegen dat deze ex-gedetineerden goed en op een veilige manier re-integreren in de samenleving. Om ervoor te zorgen dat ze werk, een huis, inkomen en zorg hebben en aan hun schulden kunnen werken. Het is de beste manier om recidive te voorkomen.

Delictvrij bestaan
Manasse Roos, die zich voor de gemeente bezighoudt met detentie en re-integratie, is dan ook blij met de wetswijziging. ‘Door de verbeterde uitwisseling van gegevens over de gedetineerde ontstaat een completer beeld, waardoor iemand beter kan worden begeleid naar een delictvrij bestaan.’ Alles staat of valt daarbij met een efficiënte manier van samenwerken tussen de ketenpartners en de verantwoordelijkheid die de gedetineerde al tijdens zijn detentie neemt voor zijn toekomst.

Maatwerk
In de Wet straffen en beschermen, die waarschijnlijk op 1 mei 2021in werking treedt, is daarom opgenomen dat gedetineerden actief moeten gaan werken aan een veilige terugkeer. Dit gebeurt volgens een persoonlijk Detentie & Re-integratieplan (D&R-plan), dat is afgestemd op individuele risico’s, hulpvragen, mogelijkheden en beperkingen. Maatwerk dus. In het plan staat beschreven hoe en binnen welk tijdsbestek een gedetineerde stapsgewijs gaat werken aan een bestaan zonder criminaliteit. Met zijn mentor en zijn casemanager stelt hij daarvoor doelen op. Bijvoorbeeld hoe hij werkt aan zijn gedrag in de gevangenis en wat hij daarvoor wel of juist niet moet laten zien voor een verantwoorde terugkeer in de samenleving. Het gedrag wordt sinds oktober 2020 beoordeeld volgens een nieuw toetsingskader, waarbij iedere discipline in de PI een rol heeft in het observeren en beoordelen van het gedrag van de gedetineerde. De bevindingen worden vastgelegd in zijn D&R-plan.

'We inventariseren nu gezamenlijk wat een gedetineerde zelf wil, luisteren naar wat hij nodig heeft en wat hij tekortkomt'

Praktische zaken
In het D&R-plan  wordt ook beschreven wat de re-integratiedoelen zijn, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen hulpvragen en het regelen van praktische zaken. Vaak hebben deze te maken met het regelen of behouden van werk, een huis, een identiteitsbewijs, inkomen, zorg, het werken aan schulden en een goed sociaal netwerk. De voortgang van de gedetineerde en zijn plan worden eens per zes weken besproken, indien nodig bijgesteld en vervolgens vastgesteld in het multidisciplinair overleg (MDO). Tijdens zogenoemde trajectgesprekken tussen de gedetineerde en zijn mentor en casemanager wordt onder andere het vastgestelde D&R-plan besproken. Bij het trajectgesprek sluiten de gemeente en/of de reclassering aan als dat nodig en mogelijk is. Als de gedetineerde zijn D&R-plan volgt en vorderingen maakt, heeft dit een positieve invloed op het verdere verloop van zijn traject, bijvoorbeeld voor detentiefasering en/of verlof.


Echt samenwerken
‘Eindelijk’, zegt senior penitentiair inrichtingwerker (PIW’er) en mentor Iris Ceder in PI Rotterdam, locatie de Schie. ‘We werkten al samen, maar minimaal en het kon ook beter. Nu kunnen we gezamenlijk inventariseren wat een gedetineerde zelf wil, luisteren naar wat hij - natuurlijk binnen grenzen - nodig heeft, naar wat hij tekortkomt en hem vervolgens motiveren hiermee aan de slag te gaan. Met het nieuwe toetsingskader kunnen we echt gaan samenwerken. Binnen de PI is dat met mentor en casemanager, die nu één lijn trekken naar de gedetineerde en waarmee het eventueel tegen elkaar uitspelen van collega’s meteen wordt tegengegaan. Gewenst en ongewenst gedrag kunnen we dan – met dit dynamische, stapsgewijze plan - beter gaan sturen.’

‘Wanneer iemand telkens niet op tijd op werk komt, hoeft dat niet per se onwil te zijn, maar kan het ook te wijten zijn aan depressie of slapeloosheid.'

Detentie en re-integratieplan Rotterdam
Iris Ceder: 'Sommige gedetineerden hebben een intensievere begeleiding nodig. Dat moet stapsgewijs en met veel geduld.'

Stapsgewijs en met geduld
Dit zal overigens niet altijd even makkelijk lukken, omdat de gevangenisbevolking gecompliceerder is geworden. Gedetineerden met een licht verstandelijke beperking en met psychiatrische problematiek bijvoorbeeld zullen intensievere begeleiding nodig hebben. Iris Ceder: ‘Met name degenen met een licht verstandelijke beperking kun je niet alles in een keer duidelijk maken. Dat moet stapsgewijs en met veel geduld.’

Doorvragen
Iris Ceder hanteert al een persoonlijke benadering naar gedetineerden: geen oppervlakkige vragen stellen, maar doorvragen tot zij een bevredigend antwoord krijgt om daadwerkelijk iets te kunnen betekenen. ‘Wanneer iemand telkens niet op tijd op werk komt, hoeft dat niet per se onwil te zijn, maar kan het ook te wijten zijn aan depressie of slapeloosheid’, legt ze uit. ‘Pas als de oorzaak duidelijk is, kunnen de juiste stappen worden genomen.’

Goede screening
‘We zoeken de verdieping door te beginnen met een goede screening, met alle data van de ketenpartners, en met doorvragen en reflectie. Dit is nodig voor een goed beeld van de gedetineerde, de risico’s en zijn hulpvraag’, reageert casemanager Susan Lemmert. ‘Alleen zo kunnen we vanaf dag één goed maatwerk leveren en herstelgericht gaan werken. Dit is essentieel om iemand te kunnen volgen, hem te motiveren tot ander gedrag, passende begeleiding te bieden naar eigen niveau en de voorbereiding op zijn terugkeer naar de samenleving; dus voor een goed D&R-plan dat aansluit op zijn mogelijkheden. Ook krijgen gedetineerden de mogelijkheid om de nieuwe basistraining Re-integratie ‘Aan de bak’ te volgen, waarin ze leren kijken naar zichzelf, hun gedrag, eventuele problematiek en kunnen toewerken naar re-integratiedoelen.

Blijven motiveren

Willen gedetineerden hun gedrag écht veranderen, dan kunnen ook andere instanties of instellingen worden ingeschakeld om een probleem grondig aan te pakken. Bijvoorbeeld een kliniek als iemand wil afkicken. ‘En als iemand niet wil meewerken, dan zullen we hem helpen waar mogelijk, maar we blijven hem motiveren zelf verantwoordelijkheid te nemen’, zegt Susan Lemmert. ‘Iemand moet zelf actief aan de slag om weer grip op zijn leven te krijgen. Komt hij vrij, dan bestaat in sommige gevallen nog de mogelijkheid voor verdere begeleiding - conform het D&R-plan - door gemeente of reclassering.’

Leren doorvragen
Over de wetwijziging heeft het personeel in PI Rotterdam inmiddels voorlichtingsavonden gehad en de gedetineerden zijn ingelicht. Het zal wennen zijn voor iedereen. De gedetineerden zijn er nog niet heel druk mee, weet Iris Ceder, die wachten het af. ‘Ik denk dat de collega’s er zeker voor gaan’, zegt ze. Maar bij sommige voelt ze wel weerstand; ‘omdat ze misschien nog niet goed weten hoe ze moeten doorvragen, of omdat ze bang zijn voor confrontaties met gedetineerden. Maar medewerkers krijgen nog een training.’

Samen optrekken
‘Hoe meer we kunnen doen tijdens de detentie, hoe beter’, benadrukt Manasse Roos van de gemeente Rotterdam. ‘De ervaring leert dat als iemand niet de juiste hulp krijgt, hij snel weer terugkeert in de gevangenis. Daarom is het goed om als ketenpartners vanaf het begin met elkaar op te trekken, zodat we sneller kunnen handelen en beter kunnen afstemmen. Dat doen we al, maar het kan nog beter.’

‘Maatwerk kan alleen door goed samen te werken’, vindt ook Iris Ceder. ‘Hoe mooi is het om te kunnen zeggen dat we het met alle partners – maar bovenal de gedetineerden zelf - hebben gedaan. Minder recidive vraagt echt om deze aanpak.’