Tekst Sander Grip - Dit artikel verscheen eerder in Vizier op Georganiseerde Misdaad 2022, een uitgave van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
De partijen in de opsporing, vervolging en bestraffing slaan de handen ineen om georganiseerde misdaad aan te pakken. En dat heeft effect, zo blijkt als Hanneke Ekelmans (korpsleiding Nationale Politie), John Lucas (Landelijk Parket) en Wim Saris (DJI) met elkaar in gesprek gaan. Kopstukken worden hard aangepakt en er wordt alles aan gedaan om te voorkomen dat crimineel handelen achter de tralies door kan gaan.
Volgens Ekelmans is bestraffen noodzakelijk, maar het is slechts een deel van het antwoord: ‘Het is niet zo dat we de problematiek oplossen, alleen maar door iemand op te sluiten. We moeten ervoor zorgen dat we het criminele systeem doorbreken. Daarvoor is investering nodig aan de voorkant: in preventie, weerbaarheid, het tegengaan van jonge aanwas.’ En natuurlijk is straffen onderdeel van de totaalaanpak, ook al is het in zichzelf een schakel in die keten van de strijd aanbinden met georganiseerde misdaad. Saris: ‘Maatschappelijk hebben we afspraken over hoe je met elkaar omgaat, die zijn vastgelegd in wetten en regels. Dat is de norm en die handhaven we. Inbreuken op onze rechtsorde accepteren we niet.’
Niet zonder elkaar
Voor die handhaving hebben alle partijen elkaar nodig, stelt Lucas: ‘We kunnen en willen niet zonder elkaar. We helpen elkaar en we voeden elkaar met bijvoorbeeld informatie. Dat start bij voorkomen en eindigt bij beschermen en bestraffen. Want wie uiteindelijk wél de georganiseerde misdaad ingaat, krijgt ons achter zich aan.’ En dat kan op steeds meer manieren, zegt Ekelmans: ‘We wisten miljoenen versleutelde berichten te onderscheppen. Daarmee kunnen we heel anders dan voorheen achter criminelen aan gaan. Tegelijk blijven we verder onderzoeken hoe de onderwereld grip krijgt op de bovenwereld, want we kunnen niet te lang stilstaan bij een geboekt succes. De aanpak van georganiseerde misdaad vraagt continue innovatie.’
Wat nodig is, bepleit Lucas, is scherp keuzes maken: ‘Oneindig opsporen is onmogelijk. Het Landelijk Parket heeft daarom gezegd: wij richten ons op grote criminele machtsstructuren die in hun handelen excessief geweld gebruiken. Die structuren proberen we onderuit te halen, mede door de kopstukken en hun vervangers te vervolgen. En dankzij die cryptocommunicatie begrijpen we nu hoeveel we níet wisten. En we weten nu waar we moeten kijken en daardoor kunnen we veel gerichter opsporen.’
Concrete verdenkingen
Maar tegelijk zijn er ook grote blokkades zichtbaar in het proces van zware criminelen bestraft krijgen. Vooral als het gaat om het delen van informatie, weet Lucas. ‘Je wilt zoveel mogelijk informatie met elkaar delen, ook met bijvoorbeeld de Belastingdienst om frauduleuze handelingen van criminelen te kunnen traceren. Maar dat mag niet altijd vanwege privacywetgeving. Dat snap ik ergens ook wel, want ik zou er als burger ook iets van vinden als wij overal maar mogen kijken. Maar de boodschap “wij wisten het wel, maar mochten het jullie niet vertellen” is ook niet echt fijn en dat komt nu wel voor. Ik pleit er daarom voor het delen van informatie efficiënter te kunnen toespitsen op verdachte handelingen. Net als bij de cryptocommunicatie. Het is echt niet zo dat we zomaar een grote bak data krijgen en er naar believen in mogen snuffelen. Je kunt er pas in gaan spitten als je een concrete verdenking hebt tegen iemand en als er een toetsing is geweest van de rechter-commissaris.’
Bij die cryptodata maakt het volgens Ekelmans wel uit hoe je ernaar kijkt: ‘Als we kijken naar hoe we deze data ten volle kunnen benutten en delen met elkaar, dan wil ik een verschil maken tussen concrete data – die te herleiden zijn tot personen – en meer algemene data waarmee je systeemanalyses uit kunt voeren. Die laatste zijn minder privacygevoelig maar wel heel waardevol bij het opsporen van criminelen.’
Italiaanse aanpak
Een deel van de inzet op bestraffen concentreert zich op detentie. Criminelen die eenmaal achter de tralies zitten, moeten niet doodleuk door kunnen gaan met hun organisatie aansturen. Saris: ‘Ging het vroeger vooral om de vraag hoe voorkomen we dat iemand ontsnapt of dat er rommel de gevangenis in komt, nu is de vraag veel meer hoe je zorgt dat de communicatie doorgesneden wordt. Dat kunnen we toch echt alleen voor elkaar krijgen door samen te werken en informatie uit te wisselen. Immers, de crimineel in detentie communiceert met criminelen búiten de cel.’ Ekelmans valt Saris bij: ‘Wij gaan niet over het detentieregime, maar kunnen in ons werk wel signalen krijgen die belangrijk zijn voor DJI om te weten. Dan hebben we het OM en DJI nodig om daar iets tegen te doen. En dan is het mooi te zien hoe vanzelfsprekend iedereen wil samenwerken.’
Er zijn verder ook veel praktische maatregelen die DJI neemt om voortgezet crimineel handelen in detentie aan te pakken. Zo heeft elke gevangenis een bureau informatie en veiligheid (BIV) waar verdacht contact te melden is. De Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught, waar de kopstukken van criminele organisaties zitten, heeft een strakker regime gekregen om communicatie met de buitenwereld tegen te gaan. ‘En er is intensief toezicht gekomen in gewone gevangenissen voor gedetineerden met een verhoogd risico op voortgezet crimineel handelen’, voegt Saris toe. ‘Verder bouwen we een tweede EBI in Vlissingen voor de zwaarste jongens en er is een gecombineerde hoog beveiligde rechtbank en gevangenis in Lelystad gepland. Dat laatste is slim omdat je dan minder heen en weer hoeft te slepen met de gevaarlijkste criminelen. Van Italië leren we dat vervoersmomenten het meest risicovol zijn als het gaat om ontsnappingspogingen, dus die willen we zo veel mogelijk voorkomen. Sowieso is er veel te leren van de manier waarop onze Italiaanse collega’s de maffia aanpakken. Voor ons zit dat naast het beperken van contacten en vervoersbewegingen ook in zaken als geavanceerd videohoren en in wetten die speciaal op deze buitencategorie criminelen van toepassing zijn.’
Concrete resultaten
Het is een aantal voorbeelden van concrete resultaten, al leiden ze niet tot harde bewijzen dat de georganiseerde misdaad is afgenomen. Dat is ook niet te doen, stelt Saris: ‘Sec is ons werk de samenleving beveiligen door mensen in te sluiten, ze op een veilige terugkeer in de samenleving voor te bereiden en te voorkomen dat ze tijdens detentie hun crimineel handelen kunnen voortzetten. Lukt dat, dan hebben wij ons werk goed gedaan. Maar hebben we daarmee de volgende moord op een advocaat of journalist voorkomen? En als we de communicatielijnen vanuit de cel zo goed weten af te snijden dat er geen contact mogelijk is tussen opgesloten criminele kopstukken en hun organisatie, voorkomen we dan dat de volgende drugslading ons land binnen komt? Dat zijn verbanden die niet te meten zijn.’
Dan is het een groot goed dat de focus om de effectiviteit van de aanpak van georganiseerde misdaad te meten niet op dat soort harde cijfers ligt, vindt Ekelmans: ‘Het belangrijkste is dat het kwartje gevallen is, dat we structureel moeten investeren in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Waar we ons nu op moeten focussen is de wetgeving, zoals de Wet Gegevensverwerking door Samenwerkingsverbanden. Daar hebben we nog een wereld te winnen. Stel ons gezamenlijk in staat om langjarig en stabiel onze aanpak en het vele goede werk dat we doen door te voeren.’
Buitencategorie
Saris sluit zich aan bij deze woorden met een concreet voorbeeld: ‘Laatst was er ophef omdat iemand uit de EBI brieven schreef met iemand op de terrorismeafdeling in een andere gevangenis. De publieke reactie was: ‘Dat kan toch niet?!’ Maar met de huidige wetgeving kunnen we het niet verbieden. Je moet verankeren dat wij deze buitencategorie criminelen ook als buitencategorie kunnen benaderen.’
Precies dat is waar Lucas ook op hamert: ‘We moeten voorkomen dat er een nieuw normaal ontstaat met excessief geweld. Dat kan door onszelf en anderen op een goede manier aan het werk te houden. Preventie, scherpe controles op logistieke knooppunten, adequate opsporing en elkaar op de hoogte houden en ook van elkaar zien wat je kunt doen in die aanpak van georganiseerde misdaad. Wij zijn er allemaal om onze democratie en rechtsstaat te beschermen. En ja, zoals Wim zegt, die kopgroep van criminelen vergt een andere aanpak. Ik draai de metafoor van een kopgroep graag om en spreek liever over de zevende ring van de hel. Maar dat we daar de boel flink in de war schoppen is cruciaal.’