Tekst Nienke Ledegang
Foto Hans Roggen
Het was de afgelopen jaren schaken op veel borden tegelijk, binnen de forensische zorg. Er kwam een nieuw bestuurlijk akkoord, er ligt een capaciteitsopgave, er is een nieuw kwaliteitskader, er zijn personeelstekorten, er is een nieuwe inkoopstrategie en horizontaal toezicht werd ingevoerd. Langzaam maar zeker schudt de forensische zorg het stof van deze grote interne verbouwing van zich af.
Ze zijn twee van de sleutelfiguren binnen de forensische zorg in Nederland: Wouter Boogaard en Hyacinthe van Bussel. Hij is divisiedirecteur Forensische Zorg en Justitiële Jeugdinrichtingen bij DJI, zij algemeen directeur van FPC De Rooyse Wissel en voorzitter van TBS Nederland. Samen gaan ze in gesprek over de enorme transitie die de forensische zorg de afgelopen jaren doormaakte, en over waarom de forensische zorg nooit ‘af’ is.
Capaciteit
‘Om maar meteen een misverstand uit de weg te ruimen: we hebben niet zozeer een capaciteitsprobleem in de héle forensische zorg’, zegt Hyacinthe. ‘Ja, er wachten momenteel 150 personen in detentie op een plek in de tbs-kliniek, maar dat zijn de klinieken op het hoogste beveiligingsniveau. Die zitten bomvol. Op de lagere beveiligingsniveau is echter wel ruimte. We moeten het probleem afpellen en kijken hoe we patiënten kunnen afschalen om zo de huidige capaciteit goed te kunnen gebruiken. Dáár moeten onze inspanningen op gericht zijn. Maar dat is in ons veld niet eenvoudig.’
Dat ‘veld’ beslaat alle zorg voor daders met een psychische stoornis, een verstandelijke beperking of een verslaving voor wie een gevangenisstraf (alleen) niet passend is. Zij hebben ook behandeling nodig, zoals therapie. De bekendste vorm van forensische zorg is tbs, maar er zijn ook andere, minder zware vormen.
Doorstroom
De reden waarom het niet eenvoudig is om de doorstroom op gang te brengen, is volgens Wouter differentiatie in de forensische en andere zorg; de vele betrokken partijen, de grote uitdagingen waar de gehele sector voor staat, de aandacht van de politiek en de media. ‘Het was een beetje een brij geworden. Dat maakt het gesprek lastig te voeren was. Maar daar hebben we de afgelopen jaren stappen in gezet met de gehele sector. Heel goed is bijvoorbeeld dat we veel nauwer samenwerken met de Nederlandse GGZ en Verstandelijk Gehandicaptenzorg. Het besef is er steeds meer dat we niet zonder die partijen kunnen.’ Hyacinthe: ‘We hebben ze nodig aan de voorkant, omdat we steeds meer zien dat mensen in de tbs belanden die al veel langer in beeld waren bij de GGZ, en van wie je dus wilt dat ze al eerder de juiste hulp krijgen. Voorkómen dus. Maar ook eenmaal binnen de forensische zorg is de samenwerking met de GGZ van belang. Want je kunt zeggen: het aanbod aan tbs-patiënten blijft groeien, dus moeten we capaciteit realiseren. Maar je kunt je ook afvragen of er geen andere vormen van zorg mogelijk zijn voor bepaalde doelgroepen. Onze opdracht is het bieden van zorg en veiligheid. Binnen die opdracht is een best grote groep voor wie de GGZ uitkomst kan bieden.’
Als voorbeeld noemt Wouter de pilot die van start gaat, waarbij een aantal tbs’ers op leeftijd verpleeghuiszorg op een lager beveiligingsniveau krijgen. ‘Dat zijn mensen die oud of waarbij dementie is geconstateerd , waardoor ze geen groot veiligheidsrisico meer vormen maar wel goede begeleiding en zorg nodig hebben. Dat is een serieus onderwerp voor ons, gezien de vergrijzing binnen ons patiëntenbestand.’
Kwaliteitsimpuls
Het brengt Wouter en Hyacinthe op een andere belangrijke ontwikkeling in hun sector: het nieuwe kwaliteitskader. Wouter: ‘Het kwaliteitskader gaat over de wijze waarop wij werken, en over hoe wij de balans tussen zorg en veiligheid waarborgen. Daar hebben we het veld heel nauw bij betrokken. De angst was dat we de professionals in de forensische zorg zouden opzadelen met een afvinklijstje waarop ze hun resultaten moesten bijhouden. Maar dat is niet gebeurd. We hebben ingezet op tellen én vertellen. Mensen moeten met ons delen hoe ze omgaan met veiligheid en forensische scherpte, hoe ze kwaliteit leveren. We werken met zo’n ingewikkelde doelgroep, je kunt niet uitsluitend in een bestandje vastleggen hoe je voor kwaliteit in je werk zorgt. Dat wil je ook toelichten, met voorbeelden en casussen. Daarom hebben we, volledig in samenspraak met het veld, een nieuw kwaliteitskader ontwikkeld. Dat is allemaal nog best wel nieuw. De eerste kwaliteitsverslagen zijn net ingeleverd, en we hebben voor het eerst een kwaliteitsteam binnen de directie forensische zorg die die verslagen beoordeelt.’
Hyacinthe en Wouter leggen uit waarom zo’n kwaliteitskader belangrijk is. ‘Gezamenlijke afspraken over hóe we de dingen doen, leiden tot de uniformiteit en onafhankelijkheid die in ons werkveld weleens gemist werden’, aldus Hyacinthe. Wouter voegt daaraan toe: ‘En het draagt ook bij aan de kwaliteit van ons werk. Het is belangrijk dat we daarin investeren. Daar ontleen je als professional ook een zekere trots aan. Ikzelf ben bijvoorbeeld echt heel trots op het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie, dat als onafhankelijke partij opleidingen, handleidingen en handreikingen biedt voor de professionals in ons veld. Ook hier weer zie je waar intensieve samenwerkingen toe kunnen leiden.’
Interessante werkgever
De professionalisering en het kwaliteitskader dragen er ook toe bij dat het forensische zorgveld in toenemende mate een interessante en aantrekkelijke werkgever is. ‘En dat is fijn, want we zoeken nogal wat mensen’, zegt Hyacinthe. ‘Net als andere sectoren in de zorg, trouwens - wat de zoektocht alleen maar lastiger maakt. We bedenken van alles om mensen binnen te halen en ook voor langere tijd aan ons te binden. Want dat is een deel van het probleem: het verloop is vrij groot.’
Om dat verloop tegen te gaan, helpt het om te investeren in mensen. Wouter: ‘Ik ben heel blij met de ingezette ontwikkeling om te komen tot een Associate Degree Forensische Therapie en een master Forensische Psychiatrie aan de Hogeschool Rotterdam. Dat is een opleiding die speciaal is ontwikkeld voor mensen die al bij ons in dienst zijn. Daarmee kun je ze iets bieden, kunnen mensen doorgroeien. Zo hoop je ze te behouden voor de forensische zorg.’
Dat beaamt Hyacinthe, en voegt daaraan toe: ‘We hopen ook mismatches aan de voorkant te voorkomen door mensen goed toe te rusten.’ Een mooi voorbeeld dat bij Hyacinthe in de Rooyse Wissel succesvol bleek, zijn de carrièreswitches. ‘We bieden mensen die een nieuwe loopbaan willen starten een hbo-opleiding en een baan. Dat werkt behoorlijk goed. In de eerste groep zitten onder anderen een grafdelver, een politie-agent, een archeoloog en iemand van een datingbureau. Allemaal mensen met levenservaring, en we merken dat we daar heel veel aan hebben. Niet meer of minder dan aan jonge collega’s, maar ánders.’
Champions League van de zorg
Wouter en Hyacinthe eindigen met een pleidooi voor de sector die ze zo’n warm hart toedragen: ‘De forensische zorg, vooral de tbs, ligt onder het vergrootglas van media en politiek. Dat was 25 jaar geleden al zo en dat is nooit veranderd’, zegt Hyacinthe uit eigen ervaring. ‘Vooral bij incidenten gaat de aandacht meteen uit naar wie het ‘fout’ heeft gedaan, en krijgt de betrokken instelling tal van maatregelen opgelegd.. Voor ons veld is dat lastig. Het zou ons enorm helpen als niet iedereen de minister meteen voor alles ter verantwoording roept.’ Dat beaamt Wouter: We proberen risico’s te voorkomen, maar honderd procent veiligheid is door niemand te garanderen, Professionals werken elke dag met volle overgave in de forensische zorg, zij verdienen ons respect en steun voor het werken met deze zware doelgroep. Het is de Champions League van de zorg. We doen ons best, maar het is een illusie om te denken dat alles in de forensische zorg maakbaar is.’