Tekst Nienke Ledegang
Foto Arenda Oomen

School is niet gewoon school

in de jeugdinrichting


Naar school gaan of een opleiding volgen in jeugddetentie is niet hetzelfde als daarbuiten. In elke jeugdinrichting in Nederland is weliswaar een school gevestigd, maar daar tref je geen volle klassen met schoolbankjes aan. Binnen de muren wordt steeds meer maatwerk geleverd. Zoals in RJJI Den Hey-Acker. ‘Veel van de jongens die hier zitten, zijn al lang geleden voor het laatst naar school geweest. Onze insteek is om de jongeren weer in beweging te krijgen en te motiveren om te werken aan een beter toekomstperspectief. Hierin heeft onderwijs een sleutelpositie.’


Roân van Amstel is schoolleider van het Ginnekencollege (Koraal Onderwijs) in RJJI Den Hey-Acker in Breda. ‘Die naam roept misschien een traditioneel schools beeld op. Maar het Ginnekencollege is geen school zoals in de buitenwereld’, legt Roân meteen uit. ‘ De doelgroep is veranderd, jongens zitten hier vaak langer en de leeftijd is hoger. Hierdoor ligt de nadruk op het bieden van maatwerk binnen MBO, VAVO of vak- of werknemersvaardigheden. We bewegen ons steeds meer richting gespecialiseerd volwassenonderwijs.’

De veertig medewerkers van het Ginnekencollege zijn daarmee meer dan docent, ze ondersteunen de jongeren bij hun ontwikkeling in de brede zin van het woord. Het bracht Den Hey-Acker ertoe om de manier waarop school en inrichting samenwerken eens flink tegen het licht te houden. ‘Er zijn hier nogal wat ontwikkelingen op onderwijsgebied’, legt Renske Zacht uit. Zij is manager opvoeding en behandeling in Den Hey-Acker. ‘De bedoeling is dat de JJI’s anders gaan werken – integraler en meer samen met de collega’s op de leefgroepen en binnen de verschillende leefgebieden binnen en buiten.’

Terug in de tijd

Om die ontwikkeling te begrijpen en in context te plaatsen, is het goed om een flink stuk terug te gaan in de tijd. Roân vertelt: ‘Tot 2003 was onderwijs een zaak van justitie, en kwam de organisatie daarvan op het bordje van de jeugdinrichting zelf. In 2003 zijn onderwijs en behandeling gesplitst en kwamen de onderwijsinstellingen de jeugdinrichtingen binnen. Den Hey-Acker sloot zich aan bij Koraal Onderwijs, en het Ginnekencollege zag het levenslicht. In de 21 jaar die achter ons liggen heeft het Ginnekencollege zich voortdurend ontwikkeld. We hebben geleerd dat maatwerk het beste werkt, maar de eisen die destijds aan ons als school gesteld werden maakten dat lastig. Daarom keken we elkaar een jaar of tien geleden aan en zeiden: de opdracht die we als onderwijsinstelling hebben is niet per definitie het beste voor de jongens. Daarom hebben we, als directie van de school én directie van Den Hey-Acker, contact opgenomen met het ministerie van OCW en J&V. Om te kijken of het ook anders kon.’

'We bewegen ons steeds meer richting gespecialiseerd volwassenonderwijs’

Roan van Amstel
Roân van Amstel, schoolleider van het Ginnekencollege (Koraal Onderwijs) in RJJI Den Hey-Acker in Breda.

Lange zomervakantie

Wij vertelden daar bijvoorbeeld dat een zomervakantie van zes weken in de buitenwereld misschien een zegen is, maar binnen de muren heel ingewikkeld’, vervolgt Roân. ‘Wat bied je die jongens in de tussentijd aan? Hoe zit het met de vele jongens die maar kort bij ons verblijven en daardoor niks kunnen oppakken in deze periode? OCW kwam met een advies én financiering om een aantal knelpunten aan te pakken. Je moet dan bijvoorbeeld denken aan geld om zogenoemde ‘breekweken’ te financieren. Daarmee hebben we de vakantie kunnen inkorten. Onderwijs is nu in de zomer ‘maar’ vier weken gesloten en in die vier weken bieden we in afstemming met de leefadelingen een alternatief programma aan dat is gericht op ontwikkelen en leren. Denk aan muziek, drama en workshops. Dit was een eerste stap naar meer integraal denken.’

De nieuwe impuls was fijn, maar inmiddels is het onderwijs in de jeugdinrichtingen wel toe aan weer een nieuwe injectie. Renske: ‘De wereld om ons heen verandert, de jongeren veranderen… en daarmee veranderen onze behoeften ook. Zo zagen we dat het moeilijk was om een doorlopend aanbod te leveren, en niet iets dat stopt zodra de jongere de JJI verlaat. In overleg met ons netwerk met onder meer OCW, justitie en inspectie is daarom recent een nieuw advies over het justitieonderwijs opgesteld waarin twee zaken heel duidelijk benoemd worden: we willen nog meer maatwerk leveren én de integrale samenwerking moet naar een hoger niveau. Met dat laatste bedoelen we de samenwerking met partners van buiten én de samenwerking met DJI-collega’s binnen gericht op maatwerk en nazorg.’ 

Opereren als één team

Roân legt uit: ‘We hebben met veel onderwijsinstellingen in de regio een fijne relatie, maar die is vaak wel persoonsafhankelijk en dus kwetsbaar. En als een jongen vervolgonderwijs buiten de regio zoekt, wordt het direct al lastiger, omdat de scholen daar niet in ons netwerk zitten. De inzet is dus om een gedegen integrale aanpak met duidelijke afspraken te ontwikkelen, waarbij iedere partij haar rol en mogelijkheden kent. Zo zijn we nu in overleg met de mbo-raden om af te stemmen dat in de RJJI behaalde resultaten meetellen voor het vervolg buiten de muren. De inzet is echt dat er een doorlopende lijn ontstaat met een goed op de jongere afgestemd maatwerkaanbod dat wordt gedragen door onderwijs én justitie.’

‘In Den Hey-Acker zijn we deze ontwikkeling al ingezet, maar de bedoeling is dat dit in alle RJJI’s gaat gebeuren’, vertelt Renske. ‘En dan bedoel ik dat onderwijs en begeleiding op de leefgroepen veel meer vanuit dezelfde basis moeten gaan werken. Onderwijs is inmiddels 23 jaar binnen de muren van de RJJI’s aanwezig, maar je voelt nog steeds dat er twee organisaties onder één dak verblijven, qua gedrag en cultuur. Daar willen we vanaf.’

Roân laat zijn toegangspas zien: ‘Kijk, hier staat nog steeds de E van ‘externe’ op. Dat maakt heel zichtbaar waar we staan. We zijn geen onderdeel van het geheel, maar worden als ketenpartner ingeregeld. Ons streven is dat iedereen binnen Den Hey-Acker straks onderdeel is van één team met een opdracht, en dat iedereen een duidelijke rol heeft.’

'We leggen het perspectief meer bij de jongere en zijn passie'

Renske Zacht
Renske Zacht, manager opvoeding en behandeling in RJJI Den Hey-Acker.

Ontschotten

‘De schotten moeten eruit’, zegt Renske onomwonden. ‘Wat wij de jongens willen bieden is een integraal dagprogramma en daar heb je integrale samenwerking voor nodig. Dat proces is hier al gaande en eigenlijk is dat heel leuk. Je merkt namelijk dat collega’s van verschillende disciplines veel meer met elkaar in gesprek raken. Ieder op zijn eigen expertise en met respect voor die van de ander. Een voorbeeld: voorheen hielden we elkaar wel op de hoogte, maar dat ging vaak niet verder dan ‘Pietje komt vandaag niet naar onderwijs.’ Voor de onderwijscollega’s is het echter heel nuttig om te weten waaróm Pietje niet komt. Is er iets gebeurd op de groep? Kunnen we als onderwijs op afstand misschien tóch iets bieden? Of juist andersom: Misschien gaat een jongere toch naar onderwijs ondanks spanningen of een incident op de leefgroep. Dat is belangrijk om te weten voor de docent, want misschien voelt hij de spanning en moet hij daar iets mee.’

Roân: ‘Voor het onderwijspersoneel in de RJJI is dat best een belangrijke ontwikkeling, want wij zullen ook flexibeler moeten worden. Omdat we naar een integraal maatwerk programma voor de jongere streven, moeten misschien ook wel een keer ’s avonds aan de bak, en niet alleen van 9 tot 15 uur. Ook dat is maatwerk leveren…’

Het beste voor de jongere

Wat de jongere van al die veranderingen gaat merken? ‘Dat is een goede vraag, want dát is natuurlijk uiteindelijk waar het om gaat’, zeggen Renske en Roân. ‘We leggen het perspectief meer bij de jongere en zijn passie. We kijken vooral naar: wat sluit het beste aan bij de behoefte en mogelijkheden van de jongere en hoe kunnen we hem steeds meer regie gaan geven? Die moet echt gaan voelen dat er een team om hem heen staat, dat de kaders en keuzes helder zijn. Een jongere binnen de RJJI hoort straks overal hetzelfde verhaal, wat er op de leefgroep en in het onderwijs gebeurt sluit op elkaar aan. Dat is het resultaat van heel veel jaren pionieren met onderwijs in een gesloten setting. Het is een voortdurende ontwikkeling, maar wel een waar we trots op zijn’

Onderwijs in de RJJI

Talentontwikkeling en een positief zelfbeeld

Hoe geven de twee andere Rijks Justitiële Inrichtingen inhoud aan hun onderwijs? Directeur Jeffrey Gibbs van het Kompas College in RJJI De Hartelborgt vertelt: ‘Het grootste gedeelte van onze doelgroep is afkomstig uit de regio Rijnmond. Goede samenwerking met de mbo-scholen in Rotterdam is daarom van essentieel belang. Er is afgesproken dat er voor alle justitiescholen een landelijke mbo-coördinator komt die ervoor gaat zorgen dat de lijnen tussen justitiescholen en mbo’s kort en up to date blijven.

In vergelijking met regulier onderwijs heeft onze doelgroep onderwijs nodig dat nog meer gericht is op talentontwikkeling en het krijgen van een positief zelfbeeld. Een mooi voorbeeld is dat we sinds kort de opleiding tot barber aanbieden. Dat is een hele populaire opleiding bij de jongeren, maar vanwege hun delict niet altijd even toegankelijk. Door goed overleg en gedegen screening wordt deze opleiding nu voor veel jongeren op verantwoorde wijze toch mogelijk gemaakt.’

Interesseren voor school

Locatiedirecteur Nicky Wals-Kuijpers van RJJI De Hunnerberg: ‘Ook voor onze jongeren is het (meestal) van belang om in de regio naar school te kunnen als zij verder zijn in hun traject. We hebben dan ook een zeer nauwe samenwerking met het ROC Nijmegen. Voor andere jongeren is het juist relevant dat er op landelijk niveau afspraken zijn met mbo’s, bijvoorbeeld omdat zij gaan re-integreren in Amsterdam. Het zogenoemde impactteam is samen met de justitiescholen druk om een goede samenwerking op landelijk niveau voor elkaar te krijgen. Nu zijn scholen en leerlingen vaak nog afhankelijk van de betrokkenheid en welwillendheid van mbo’s.

Ondertussen steken wij er binnen de muren van de inrichting veel effort in de jongens weer te interesseren voor school. Veel van hen zijn uitgevallen op motivatie. Om te zorgen dat ze die motivatie hervinden zijn de klassen klein, maximaal acht leerlingen, en is er veel ruimte voor persoonlijke aandacht en het creëren van succeservaringen. Een mooie bevestiging dat we daarmee op de goede weg zijn is dat we nog niet eerder al zo vroeg in het schooljaar volledige mbo-diploma’s hebben kunnen uitreiken.’