Interview

Dit artikel hoort bij: DJIzien 33

Op zoek naar het echte verhaal

Margot

Tekst Eveline Bets
Foto Jarno Kraayvanger

‘Justitie acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar’. Die uitspraak hoor je vaak. Maar wie bepaalt eigenlijk die ‘toerekeningsvatbaarheid’ en op grond waarvan? Antwoord: de pro-Justitiarapporteur. Die doet onderzoek en brengt advies uit. Werk voor specialisten, zoals Margot.

Je bent pro-Justitiarapporteur. Waar komt die naam vandaan?

‘De uitdrukking ‘pro Justitia’ betekent dat we onafhankelijk advies geven aan de rechtbank. Als het Openbaar Ministerie (OM), een advocaat of rechter meer wil weten over de persoonlijkheid van een verdachte, vragen ze advies aan een pro-Justitiarapporteur. Dat is een gerechtelijk deskundige die ingeschreven staat in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen.’


Wat is de hoofdtaak van de pro-Justitiarapporteur?

‘De kern is de verdachte in beeld brengen, dus iemands persoonlijkheid beschrijven. Dat doen we door middel van diepgaand gedragsdeskundig onderzoek. Het kan gaan om een verdachte in een strafzaak, of iemand die betrokken is in een familierechtelijke zaak. Uit ons onderzoek volgt een advies. De rechter kan dit advies meenemen in het oordeel over de vorm van strafoplegging. Of in een besluit over een kinderbeschermingsmaatregel.’

Margot


Volg Margot op Instagram: @projustitiarapporteurmargot

Pro-Justitiarapporteur word je niet zomaar. Wat is je achtergrond?

‘Ik heb een universitaire studie forensische psychologie gevolgd, omdat ik toen al het werkveld zo interessant vond. Daarna heb ik de postmasteropleiding tot GZ-psycholoog afgerond. Dan moet je nog de opleiding tot pro-Justitiarapporteur volgen. Voor de sector jeugd gelden vergelijkbare opleidingseisen, maar dan vaak met als basis orthopedagogiek of kinder- en jeugdpsychologie. Ik ben geregistreerd pro-Justitiarapporteur voor alle deskundigheidsgebieden, dus jeugdstrafrecht, volwassenenstrafrecht en familierecht.’ 

En waarom heb je voor dit vak gekozen?

‘Toen ik in de forensische jeugdzorg werkte, nodigde een leidinggevende mij uit om mee te lopen bij haar pro-Justitia-onderzoek. En vanaf dat moment wist ik: dit wil ik ook doen!’

Hoe gaat dat in z’n werk, zo’n advies opstellen?

‘Het begint met een vraag van de officier van justitie, formeel de opdrachtgever. In juridische taal: is, of was, er sprake van een psychische stoornis, verstandelijke beperking of een psychogeriatrische aandoening, die zodanig van aard is dat hij tijdens het plegen van het ten laste gelegde feit invloed had op wat er is gebeurd? En in hoeverre is dit verdachte toe te rekenen? Soms komen er extra vragen bij, zoals of er een neurologisch probleem is. En de standaard laatste vraag is: als we recidive (herhaling van strafbare feiten) willen voorkomen, wat is er dan nodig? Om de antwoorden te vinden heb je meerdere vormen van pro-Justitia-onderzoek: door een psycholoog, een psychiater of allebei. Soms komt er nog iemand bij die kijkt naar omgeving en sociaal netwerk. Als laatste is er de klinische versie: 6 of 7 weken opname in het Pieter Baan Centrum.’

'Mensen oordelen zo snel. Daarom moeten we naar buiten treden met het echte verhaal en laten zien hoe zorgvuldig we dit soort zaken behandelen'

Margot

Wat is, na de vraag, de volgende stap?

‘Onderzoeken of er een stoornis of aandoening is, en kijken of je een diagnose kunt stellen. Het onderzoek zelf bestaat uit gemiddeld drie bezoeken aan de verdachte, meestal in een PI. Dat zijn vertrouwelijke gesprekken van twee tot drie uur, tussen jou en de verdachte. Soms is er een tolk bij. In het eerste gesprek geef ik uitleg over het onderzoek, en de rechten en plichten van de verdachte. Ook spreken we af wie ik als referent mag benaderen, liefst een ouder, broer of zus die iets kan vertellen over de achtergrond van verdachte, of professionals die bij de verdachte betrokken zijn. Tijdens het tweede en derde bezoek neem ik psychologische testen af, zoals een intelligentietest, persoonlijkheidsvragenlijsten en de anamnese, waarin je iemands hele leven doorloopt. In de delictanalyse onderzoek ik het ten laste gelegde. Door vragen te stellen zoals: wat is er precies gebeurd, wat was de aanloop, wat dacht je toen, had je nog iets anders kunnen doen of niet? Je probeert als het ware in iemands hoofd te kijken.’

Zijn er nog andere dingen waar je op let in de gesprekken met verdachte?

‘Ja, we noemen dat de klinische indruk. Hoe kijkt iemand, is er bewegingsonrust, ziet iemand dingen die er niet zijn? Iemands gedrag of uitstraling roept ook iets bij jou op. Dus zelf ben je ook een soort instrument. Dat wordt makkelijker naarmate je meer ervaring hebt.’

Je zit alleen met een verdachte in een spreekkamer. Ben je wel eens bang voor agressie? 

‘Nee, ik vertrouw op mijn collega’s. Ik heb lang in PI Vught gewerkt als psycholoog en ik weet: als ik het alarm indruk staat iedereen binnen tien seconden om me heen. Maar echte dreiging is nog nooit voorgekomen. Dat komt ook doordat ik veel investeer in echt contact maken met de verdachte.’

Even terug naar je onderzoek. Wat doe je vervolgens met al die informatie? 

‘Het zijn puzzelstukjes die je in elkaar moet passen. Op grond van alle onderzoeksuitkomsten schets ik een beeld van wat er is gebeurd en de oorzaken. Een diagnose stellen kan alleen als de betrokkene aan alle criteria voor die stoornis voldoet. Het komt wel voor dat iemand niet aan alle criteria voldoet, maar dat ik toch dingen heb gezien die invloed hebben op zijn functioneren. Dat vermeld ik wel in mijn rapport. Als het echt niet lukt om de problematiek in verband te brengen met het ten laste gelegde, en je dus geen uitspraken kan doen over doorwerking en toerekeningsvatbaarheid, kan je ook geen advies geven. In het advies staan dus alleen de dingen die ik kan onderbouwen.’

Wie ontvangt het advies? 

‘Ik stuur mijn rapport aan het OM, de opdrachtgever. Die kan het rapport beschikbaar stellen aan andere betrokkenen, zoals de verdachte zelf (via zijn of haar advocaat) en de rechter. De verdachte zelf mag het rapport van tevoren inzien en controleren op feitelijke onjuistheden. Dat gebeurt in het terugkoppelingsgesprek, waarin ik ook de belangrijkste resultaten bespreek met verdachte. 

Hoe reageren verdachten op het onderzoek en je advies?

‘Sommigen zijn huiverig voor een tbs-advies en dus niet zo happig om mee te werken. Ik maak dus altijd duidelijk dat ik iemands medewerking waardeer. En als een tbs-advies tot de mogelijkheden behoort, benoem ik dat altijd van tevoren, al is het uiteindelijk de rechter die beslist. Transparant zijn vind ik belangrijk. Mijn advies kan veel invloed hebben op de strafoplegging en daarmee op het leven van de verdachte. Daar ben ik me goed van bewust. Maar ik sta altijd volledig achter mijn advies. Het komt ook regelmatig voor dat mensen wel blij zijn met het advies, omdat ze zich goed herkennen in dat beeld, en ze alles willen aangrijpen om niet meer in zo’n situatie terecht te komen. Dan zeggen ze: ‘Ik ga mijn best doen om me aan de voorwaarden te houden.’

Als ambassadeur voor DJI wil je graag meer bekendheid geven aan  het werk van de pro-Justitia-rapporteur.  Waarom vind je dat belangrijk? 

‘Bij veel delicten speelt de psychische problematiek mee, of iemands trieste voorgeschiedenis. En het is uniek dat we in ons rechtssysteem ook voor deze kanten aandacht hebben en mensen een behandeling kunnen aanbieden. Daar ben ik trots op. Dat is de eerste reden. De tweede reden zijn al die reacties in de media op rechtszaken, mensen oordelen zo snel. Daarom moeten we naar buiten treden met het echte verhaal en laten zien hoe zorgvuldig we dit soort zaken behandelen! Ik merk het ook in mijn eigen leven, hoe zal ik het zeggen… dit werk heeft me milder gemaakt. Niet te snel oordelen maar eerst kijken wat er precies speelt.’

Margot