Tekst Nienke Ledegang
Foto Paul Tolenaar
Zo’n 1800 mensen met de Nederlandse nationaliteit zitten vast in een buitenlandse gevangenis. Consulair medewerkers over de hele wereld leggen bezoeken af aan Nederlandse gedetineerden in den vreemde.

Dat het geen pretje is om in de gevangenis te zitten, behoeft weinig uitleg. Maar als je in een ander land in de gevangenis terechtkomt, sta je eigenlijk al met 10-0 achter. Andere regels, een vreemde taal, veelal slechte omstandigheden en verstoken van familie en vrienden. Dan kan het verlichting bieden als er iemand uit jouw thuisland naar je omkijkt en ondersteuning biedt. En dat doet het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Wanneer komt het ministerie in beeld? Sjoerd Otte is hoofd consulair-maatschappelijke bijstand bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en vertelt: ‘Van de autoriteiten wordt verwacht dat zij de ambassade inlichten over de detentie en de gedetineerde moet in de gelegenheid worden gesteld contact te zoeken met de consulaire medewerkers van de ambassade Soms krijgen wij een melding via de buitenlandse politie of de betreffende gevangenis, soms via familie van de gedetineerde en soms via de gedetineerde zelf. Officieel hoort een gedetineerde erop gewezen te worden dat hij recht heeft op consulaire bijstand, maar wij hebben er geen zicht op of dat in alle gevallen gebeurt. Er zijn Nederlanders die in het buitenland worden opgepakt die bewust geen ondersteuning willen, omdat ze liever niet hebben dat de Nederlandse overheid van hun detentie af weet. Maar er zijn ook Nederlandse gedetineerden die aan de andere kant van de wereld moederziel alleen gevangen zitten en juist alle ondersteuning met open armen ontvangen.’
België en Duitsland koploper
Bij Buitenlandse Zaken zijn zo’n 1800 mensen bekend die in een buitenlandse gevangenis verblijven. Wat hun delict is wordt niet exact bijgehouden, maar een groot aandeel is drugsgerelateerd. België en Duitsland zijn de landen waar de meeste gedetineerden verblijven. Otte: ‘Wij maken onderscheid tussen zorglanden en niet-zorglanden. De niet-zorglanden zijn grofweg landen in de Europese Unie, Zwitserland, Singapore, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Alle andere landen zijn zorglanden. Daar zijn de detentieomstandigheden dermate anders dan in Nederland, dat de Nederlandse overheid aanvullende ondersteuning biedt.Zo krijgen gedetineerden in niet-zorglanden één keer per detentie bezoek van een consulair medewerker, terwijl in een zorgland meerdere bezoeken per jaar kunnen worden afgelegd. Bovendien krijgen gedetineerden in zorglanden een maandelijkse gift van 30 euro om te voorzien in de basisbehoeften van het levensonderhoud en is er meer ondersteuning als het gaat om essentiële medische zorg.’
Geen juridische bijstand
Otte legt uit: ‘Wij zijn er om Nederlandse gedetineerden te adviseren, informeren en te ondersteunen. Dat doen we omdat we als Nederlandse overheid een zorgplicht voor onze ingezetenen hebben. Zoals we bijstand verlenen bij een overlijden in het buitenland, of bij natuurrampen, zo zorgen we ook voor onze gedetineerden in het buitenland. Dat is trouwens iets anders dan juridische bijstand.’
Het is belangrijk om dat onderscheid te maken, benadrukt Otte. ‘Daar bestaan weleens misverstanden over. Dan wordt iemand opgepakt in het buitenland en is er vervolgens verontwaardiging dat de Nederlandse overheid “niks doet” om iemand vrij te krijgen. Juridische bijstand verlenen wij echter niet. Als je wordt opgepakt in het buitenland ben je zelf verantwoordelijk voor de verdediging en moet je worden bijgestaan door een lokale advocaat. De consulair medewerker kan je wel voorzien van een lijst met lokale advocaten, maar wij mogen ons niet inhoudelijk bemoeien met een strafzaak. Hoe schrijnend sommige situaties ook zijn, wij hebben het straf- en strafprocesrecht van een ander land te respecteren. Voor aanvullende juridische advisering verwijzen we daarom door naar andere organisaties die we subsidiëren en waar we veel mee samenwerken, zoals Dutch&Detained en Lawyers across borders. Zij kunnen juridisch advies geven over bijvoorbeeld strafoverdracht, de rechtsgang en ze kunnen de lokale advocaten ondersteunen. Er is één uitzondering: in het geval van een doodstrafeis ondersteunen wij actief de verdediging. Dat is omdat we als Nederland principieel tegen zijn op de doodstraf. Als er sprake is van een doodstrafeis werken we samen met organisaties en advocatenkantoren als Reprieve, Death Penalty Project en Kaarls. Het gaat er daarbij niet om het strafproces te beïnvloeden maar om de strafmaat veranderd te krijgen en de doodstraf te voorkomen.’

Het welzijn van de gedetineerde
Als niet de juridische ondersteuning centraal staat in de ondersteuning door Buitenlandse Zaken, wat dan wel? Otte: ‘Onze zorg gaat uit naar het welzijn van de gedetineerde. We geven informatie, verwijzen door naar organisaties met wie we samenwerken en voeren gesprekken over de omstandigheden en gezondheid waarin iemand verkeert. We zijn ook vaak de schakel tussen de gedetineerde en het thuisfront. In sommige landen hebben familieleden in Nederland niet of nauwelijks contact met de gedetineerde. Wij delen relevante informatie met een door de gedetineerde aangewezen contactpersoon, vaak een familielid. Dat is heel waardevol. Ook kunnen we ondersteunen bij het doorzenden van kleine geldbedragen van familie in Nederland en medische voorzieningen als het betreffende land daarin niet voorziet. Indien nodig zorgen we voor een rollator, een leesbril, medicijnen...
Een belangrijke rol is verder weggelegd voor de vrijwilligers van Stichting Epafras en Bureau Buitenland van Reclassering Nederland. Zij bezoeken gedetineerden in het buitenland en bieden verlichting, bijvoorbeeld met geestelijke zorg.
De vrijwilligers van Bureau Buitenland spelen daarnaast een belangrijke rol bij de resocialisatie van de gedetineerden. In veel landen word je na je detentie direct uitgezet naar Nederland en de vrijwilligers kunnen je helpen om je hierop voor te bereiden. Daarnaast is het voor veel gedetineerden ook fijn om bezoek te krijgen en zo nu en dan te praten met iemand in je eigen taal.’
Signalerende functie
‘Belangrijk is ook onze signalerende functie. We kijken of de gedetineerde wordt behandeld zoals je in de betreffende gevangenis mag verwachten. Zo niet, dan spreken we de gevangenis erop aan. Daar zitten trouwens wel risico’s aan. Want als wij aangeven dat “Pietje ontevreden is”, dan kan dat consequenties hebben. Misschien wordt hij daarvoor “gestraft”, al kan het ook zijn dat gevangenissen iemand beter behandelen als ze het gevoel hebben dat het thuisland een oogje in het zeil houdt. Het vraagt hoe dan ook om een zekere mate van diplomatie. Wat we niet kunnen afdwingen is dat een buitenlandse gevangenis dezelfde omstandigheden biedt als een Nederlandse gevangenis. We moeten ons erbij neerleggen dat het detentiesysteem in eigenlijk de meeste landen ter wereld van een andere standaard is dan in Nederland.’
Strafoverdracht
inzake het uitvoeren van straffen. Dankzij deze wetten kunnen Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld soms hun straf in Nederland uitzitten.
De WETS geldt voor landen binnen de Europese Unie. De WOTS geldt wereldwijd, mits er een bilateraal verdrag met het betreffende land is. Bij de uitvoering van de WETS en WOTS speelt DJI een belangrijke rol. DJI voert de buitenlandse straf uit zodra Nederland deze heeft overgenomen. DJI regelt ook de detentie van de overgebrachte persoon in een Nederlandse justitiële inrichting. En DJI verzorgt het transport en de praktische aspecten van de overdracht.
Consulaire medewerkers spelen eveneens een belangrijke rol. Zij bezoeken Nederlanders in buitenlandse gevangenissen, bieden hulp en leggen uit hoe de overdracht van de straf kan werken.
Dat laatste is iets dat Otte in zijn loopbaan zelf heeft gezien: Nederland heeft een zeer humaan detentiebeleid. ‘Donkere barakken waar je met veertig man zit en één toilet moet delen zijn in sommige landen geen uitzondering. Ook de bejegening is in de meeste landen anders dan in Nederland. Afgelopen jaar was ik nog in een land in Zuid-Amerika. Toen ik er binnenkwam hing er een heel losse, bijna vriendschappelijke sfeer. De man voor wie ik kwam zei: “Ik kan wel even aan de directeur vragen of je mijn cel mag zien.” Dat mocht. Maar vervolgens werden alle gedetineerden tegen de muur gezet en moesten met hun gezicht naar de grond blijven kijken, zodat ik erlangs kon. Ineens was het weer heel formeel, dreigend bijna. Dat contrast vond ik heel confronterend.’
Unieke aanpak
De Nederlandse aanpak van ondersteuning en de samenwerking tussen het ministerie, alle ambassades en met een groot netwerk van vrijwilligers is uniek in de wereld, denkt Otte. ‘Wij hebben dat echt goed georganiseerd. Hier op het ministerie van Buitenlandse Zaken werkt een casemanagement-team van 12 collega’s. Onze afdeling is 24 uur per dag bereikbaar. Wij krijgen telefoontjes binnen van Nederlanders die in het buitenland in de problemen zijn geraakt. Dat kan gaan om allerlei noodsituaties zoals overlijdens, ziekenhuisopnames, ontvoeringen en aanhoudingen. De gesprekken die je moet voeren zijn moeilijk en daar zijn onze mensen echt in gespecialiseerd. Zij schakelen constant tussen familieleden in Nederland, consulair medewerkers op onze posten overal ter wereld en met onze samenwerkingspartners. Ook overleggen wij zo nu en dan met het ministerie van Justitie & Veiligheid, bijvoorbeeld over de Wets en Wots (zie kader), wat bij J&V is belegd maar waarover wij vanuit de lokale context ook kunnen adviseren.’
Voor de meeste consulair medewerkers is het afleggen van gedetineerdenbezoeken een taak erbij. ‘Op het Consulaat-Generaal in Düsseldorf zijn een paar medewerkers uitsluitend belast met gedetineerdenbezoeken. Dat is een uitzondering, en heeft te maken met de grote caseload van gevangenen in Duitsland. Maar je kunt je voorstellen dat als je op de ambassade van een klein Afrikaans land werkt je misschien maar één keer in je loopbaan te maken krijgt met een Nederlandse gedetineerde. Dan kun je niet verwachten dat iemand helemaal thuis is in dit werk. Daar proberen we aandacht voor te hebben. Want het bezoeken van een landgenoot in een vreemde gevangenis is best een uitdagende en emotionele opdracht. Eentje die we naar beste kunnen uitvoeren.’
