Tekst Nienke Ledegang
Foto Paul Voorham
Een opleiding over radicalisering voor 3400 operationele medewerkers van de Koninklijke Marechaussee. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR), onderdeel van het Opleidingsinstituut DJI, is deze unieke samenwerking met de KMAR aangegaan. Twee betrokkenen vertellen.
Al jaren biedt het ROR aan de eigen mensen, in dienst van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), een training aan die kennis, inzicht en vaardigheden over radicalisering en extremisme bijbrengt. Daarbij werkt het ook samen met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Er is veel vraag naar de opleiding. Medewerkers willen weten hoe ze radicalisering kunnen herkennen bij justitiabelen, waar ze op moeten letten en hoe ze dienen te handelen. Maar wat bij DJI speelt, speelt op andere plekken ook. Bij de KMAR bijvoorbeeld.
Kenmerken interpreteren
Annelies Koning is kennisverwerver binnen de sector Kennis bij het Opleidingscentrum van de Koninklijke Marechaussee. Zij en een collega waren het die contact opnamen met Rick Eizinga, accountmanager bij het ROR. Koning: ‘Er bleek behoefte aan kennis en vaardigheden op het gebied van radicalisering. Onze mensen komen best regelmatig in aanraking met personen die bijvoorbeeld verdacht worden van terroristische activiteiten, of die kenmerken vertonen van radicalisering. Maar er was binnen onze organisatie te weinig specifieke kennis voorhanden over hoe je die kenmerken moet interpreteren. Onze expertise ligt op een ander vlak. Ik vond het belangrijk dat de kennis die wij gebruiken up to date is. Dus heb ik me door verschillende partijen laten informeren en vond wat ik zocht bij het ROR.’
Dezelfde rijksvisie
Zo kwam Rick Eizinga in beeld. ‘En daar ben ik heel blij om’, vertelt hij. Volgens Eizinga is het geen toeval dat de KMAR bij het ROR terechtkwam. ‘We zijn immers collega’s, zo zie ik dat. We werken voor dezelfde overheid. We delen dezelfde rijksvisie.’
Annelies voegt daar aan toe: ‘Beide organisaties werken aan de veiligheid van de staat. De aard van ons werk heeft aardig wat overeenkomsten.’
Twee bloedgroepen
Na het eerste contact in 2017 werd gestart met de ontwikkeling van het lesprogramma Contra terrorisme, extremisme en radicalisering (CTER) voor medewerkers van de KMAR. Dat duurde de betrokkenen eigenlijk te lang, ‘maar dat is nu eenmaal zo als binnen de overheid twee verschillende bloedgroepen gaan samenwerken’, lachen Annelies en Rick. In januari van dit jaar ging CTER-1 van start. Annelies: ‘CTER-1 is de eendaagse basistraining. Daar gaat het over basiskennis en –vaardigheden omtrent terrorisme, extremisme en radicalisering. Mensen die zich verder willen of moeten verdiepen, kunnen straks CTER-2 volgen. Uiteindelijk moet er ook een CTER-3 komen, die heel specialistische kennis en vaardigheden aanleert.’
Nieuwe kennis opdoen
‘De eerste reacties van deelnemers zijn heel positief’, zegt Annelies. ‘Mensen vinden het sowieso heel fijn om een keer naar iemand van buiten te luisteren, om iets heel nieuws mee te maken. Als jij hele dagen op wacht staat bij een paleis, dan is het verfrissend om nieuwe kennis op te doen.’
Het werpt ook direct zijn vruchten af, zegt Rick. ‘Wat mij het meeste is bijgebleven uit de afgelopen tijd, is de KMAR-medewerker die betrokken was bij het proces rondom het schietincident in de Utrechtse tram. Hij had kort daarvoor de CTER-1-training gevolgd en kon direct veel beter plaatsen wat er bij dit incident gebeurde. Dat is dus onmiddellijk resultaat.’
Broodnodige updates
Behalve dat ze heel enthousiast zijn over de succesvolle training die is uitgerold, zijn Annelies en Rick ook te spreken over de meerwaarde van een goede samenwerking. Annelies: ‘Ik wist gewoon meteen: dit is wat wij nodig hebben. Ik denk ook dat wij elkaar zullen blijven vinden, bijvoorbeeld voor de broodnodige updates.’
Rick: ‘Het grote voordeel van het ROR is dat wij nauw verweven zijn met de wetenschap. Er wordt voortdurend onderzoek gedaan naar radicalisering en extremisme, waar onze curriculumcommissie zich aan verbindt. Het onderwerp verandert voortdurend, maar wij houden die veranderingen ook nauwgezet bij.’
Gezamenlijke taal spreken
Rick hoopt en verwacht dat er in de toekomst nog meer wordt samengewerkt op het terrein van radicalisering en terrorisme. ‘De Raad voor de Kinderbescherming is ook geïnteresseerd. Dat is goed, als overheidsorganisaties moeten we op dit thema met elkaar samenwerken. Zo kunnen we mensen die radicaliseren al eerder helpen en sneller ingrijpen wanneer we ons zorgen maken. Samen leren, ontwikkelen en een gezamenlijke taal spreken is dan heel belangrijk. De crux is dat je elkaar blijft opzoeken, zodat je kennis kunt delen, ook of misschien wel juist bij de meer specialistische vragen ’